Feestdagen
Het liturgisch jaar in onze kerkdiensten
Het loopt (altijd) vanaf de eerste zondag na 26 november tot eind november van het volgende jaar. Van Advent en Kerst naar Goede Vrijdag en Pasen, met de daaropvolgende ‘vreugdetijd’, die – via de Hemelvaartsdag – uitloopt op Pinksteren, in mei/juni. De datum van Pasen – de zondag na de eerste volle maan in het voorjaar – wisselt ieder jaar en daardoor ook de data van Hemelvaartsdag (40 dagen erna) en Pinksteren (7 weken na Pasen).
Met de kerk van over heel de wereld vieren wij de grote daden van God door de komst en het werk van Christus, zijn Zoon.
In de tijd van Advent (vier zondagen tot 24 december) met bijzondere aandacht voorhet komen van God om Zijn wereld te redden en alles recht te zetten – zoals Hij van oudsher heeft beloofd en aangekondigd. Daarbij ook voor ons ‘verwachten’ van zijn komen tot ons.
In de feesttijd van Kerst en epifanie (25 en 26 december tot en met de eerste zondag na 1 januari) staan wij elk jaar vol verwondering en vreugde stil bij het machtige geheim dat Gods Zoon als mens onder ons kwam leven. Dat hij één van ons werd om ons te verlossen.
In de daarop volgende 10 weken – de epifaniëntijd – wordt verkondigd hoe Christus’ heerlijkheid blijkt als hij volwassen geworden is, gedoopt wordt, wonderen doet en goddelijke woorden spreekt. Dat helpt ons om het geheim van zijn menswording mee te dragen in het gewone leven.
De voorbereidingstijd op het Paasfeest – vanouds hét grote feest van de christelijke kerk. In de eerste eeuwen werd het in één nacht gevierd, de 14e Nissan, of juist op de dag van de opstanding, de zondag erna. Pas later werden de viering van Goede Vrijdag en Pasen gesplitst. Wij vinden het belangrijk dat de voorbereidingstijd zich richt op het geheel van het paasfeest, het geheim van Christus’ sterven én opstanding. Op zijn vrijwillige en vastbesloten gang via Golgotha naar Zijn verhoging (Pasen-Hemelvaart). Zowel zijn lijden als zijn heerlijkheid komen dan in beeld.
Op Goede Vrijdag komen we als gemeente samen om speciaal stil te staan bij zijn sterven voor ons, als het ultieme Paaslam. Bij zijn verzoeningsdood waardoor hij voor ons, zondaars, vrede met God tot stand bracht – de basis van het herstel van heel ons menselijk bestaan en van heel Gods schepping.
Op Paaszondag vieren wij daarom extra feestelijk dat hij – als onze Middelaar – opstond uit de doden, lijfelijk en tastbaar, als Heer over dood en graf. Als de eerste van allen die door het geloof bij Hem horen, nu al in dit leven en daarna in zijn luister.
De vreugdetijd van Pasen tot Pinksteren: in de christelijke kerk van de eerste eeuwen een aaneengesloten feesttijd. Een tijd om iedere zondag bewust als klein Pasen te beleven.
Hemelvaartsdag en de zondag erna, op weg naar Pinksteren: toen het liturgisch jaar steeds meer ging aansluiten bij onderscheiden historische momenten, kreeg ook Jezus’ hemelse troonsbestijging een eigen feest. Die hemelse ereplaats van onze Middelaar en Heer is voor al de zijnen en voor heel Gods wereld van beslissende betekenis. Reden om er apart bij stil te staan.
Ook de Pinksterdag heeft in de loop van de eeuwen steeds meer het karakter van een zelfstandig feest gekregen. Toch blijft het zinvol deze als eindfeest van de paastijd te zien. De opgestane Heer doopt zijn gemeente met de beloofde Geest van God. Zoals Johannes de Doper en Jezus zelf hadden geprofeteerd en beloofd. Zo verleende hij vanuit de hemel aan zijn werk op aarde een ongekende kracht, dynamiek, reikwijdte en vruchtbaarheid.
In de ruim 5 maanden na Pinksteren (globaal: de zomer en de herfst tot aan het begin van het nieuwe liturgisch jaar) zijn er geen bijzondere feestdagen, maar staan wij vooral stil bij de uitwerking en doorwerking van wat van Kerst tot Pinksteren werd gevierd. Dan is er vooral aandacht voor het leven met Christus in deze wereld (discipelschap), voor de boodschap van het Oude Testament en de verhouding tot Israël – in het licht van Christus – en tenslotte voor zijn wederkomst.
* Ds. Harrie de Hullu schreef er een mooi boek over: Tijd voor het geheim van Christus (Boekencentrum 2012)